René ten Bos

FOTO


Ten Bos werd in 1959 geboren in Hengelo (O). Hij studeerde filosofie aan de Radboud Universiteit en promoveerde aan wat toen nog de Katholieke Universiteit Tilburg heette. Hij werkte onder meer voor Business School Nederland, Business School Caribbean en Schouten &Nelissen. Vanaf 2000 is hij hoogleraar filosofie aan de Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit in Nijmegen. Daarnaast is hij bekend als spreker en docent. Hij werkt op regelmatige basis voor Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB), Academy of Groningen (AOG), de Politieacademie, Academie voor Medisch Specialisten en tal van andere bedrijven en organisaties.

Een essay van zijn hand:
Goedgemutst ten onder
Optimisten versus pessimisten

Wie is René te Bos
René ten Bos is filosoof en hoogleraar aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij is ook vader van twee kinderen, voetbal- en schaakliefhebber, columnist voor Het Financiële Dagblad, poëzieminnaar, schrijver van veel te veel boeken en stamcaféganger. Al die zaken kent hij minstens zoveel gewicht toe als de filosofie en het hoogleraarschap.

Zijn werk kenmerkt zich vaak door zware thema’s die hij vaak met humor en blijmoedigheid benadert. Hij schreef over de verhouding tussen mens en dier, over de ecologische catastrofe die de mensheid heet, over de ondoorzichtige transparantie van water, maar ook over bureaucratie, gestes en tal van andere onderwerpen. Hoe filosofisch die teksten ook zijn, hij is het met dichter H.H. ter Balkt eens dat de laatste schoven die na het dorsen achterblijven op een stoppelveld ook filosofische waarde hebben. Als filosofie denken is, dan moet dit denken iets zijn dat ook in de dingen zit. Of in de planten of in de dieren. Niets is fouter dan denken dat denken alleen maar een menselijke bezigheid is.

Hoe blijmoedig ook, complexiteit zal Ten Bos nooit schuwen. Daarom heeft hij een hekel aan moraalridders, volksverlakkers en andere mensen die menen voor alles een snelle oplossing te hebben. Dat wil niet zeggen dat hij tegen oplossingen is, integendeel zelfs, maar dat hij twijfelt aan oplossingen die geen oplossingen zijn. Hij twijfelt ook aan gladde meningen. Vandaar dat zijn denken vaak via kronkels, omwegen, zijpaden en vluchtroutes vorm krijgt. Noem het fijnzinnige oriëntatie in een absurde wereld. Noem het zwerven. Noem het meanderen. Noem het zedeloos. Het denken moet, zoals de Poolse dichteres Wislawa Szymborska het ooit eens zei, vooral dat zijn: ‘zedeloos’. Dat wil zeggen: het moet ongedisciplineerd, wild, onbeheerst en gewoon mooi durven te zijn. Als voormalig Denker des Vaderlands tracht hij een brug slaan tussen de inzichzelfgekeerdheid van de filosofie en maatschappelijke vraagstukken zonder daarbij de zaak nodeloos te vereenvoudigen. Dit getuigt natuurlijk van filosofische overmoed, maar denken moet vooral durven.

Schuiven naar boven